Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Waterstaatswet 1900

 

Artikel 74
1
Indien burgemeester en wethouders of het dagelijks bestuur van een waterschap beheerder zijn en gedeputeerde staten van oordeel zijn dat ten onrechte niet of niet voldoende wordt opgetreden bij gevaar, kunnen zij de beheerder, zoveel mogelijk na overleg met hem, daartoe een opdracht geven. Indien de omstandigheden geen voorafgaande bijeenroeping van gedeputeerde staten gedogen, is Onze commissaris in de provincie bevoegd een opdracht te geven, zolang deze toestand voortduurt en totdat gedeputeerde staten van hun bevoegdheden gebruik maken.
2
Indien gedeputeerde staten beheerder zijn, kan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat een opdracht als bedoeld in het eerste lid, geven.
3
Tenzij spoedeisende omstandigheden zich daartegen verzetten wordt een opdracht schriftelijk gegeven.
4
De opdracht geldt voor een daarbij te stellen termijn. Deze termijn kan telkens worden verlengd met een bij het verlengingsbesluit te stellen aanvullende termijn. Zodra de omstandigheden op grond waarvan toepassing is gegeven aan het eerste lid zulks toelaten, wordt de opdracht ingetrokken binnen de termijn waarvoor de opdracht geldt. De intrekking van een opdracht geschiedt schriftelijk.
5
Indien het dagelijks bestuur van een waterschap, waarvan het gebied in meer dan een provincie is gelegen de beheerder is, wordt een opdracht als bedoeld in het eerste lid, gegeven door gedeputeerde staten van de provincie of provincies, waaraan het toezicht op het waterschapsbestuur is opgedragen.
6
Indien gedeputeerde staten of Onze commissaris in de provincie van de in het eerste lid gegeven bevoegdheid gebruik hebben gemaakt, melden zij dit onverwijld aan provinciale staten en Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •